Zij is echt een meisjemeisje
Ik krijg elke dag van de dikke Amerikaanse Merriam-Webster een bijzonder Engels woord toegestuurd. Vaak zijn het woorden die ik nog niet ken, dus het is heel leerzaam en soms ook verrassend leuk.
Onlangs was het woord van de dag higgledy-piggledy (rommelig, ongeorganiseerd, kriskras, schots en scheef, lukraak).
- Maya took a deep breath and began the daunting task of sorting through the hundreds of photos scattered higgledy-piggledy across the floor.
- Maya haalde diep adem en begon met tegenzin de honderden foto’s uit te zoeken die lukraak over de vloer lagen uitgespreid.
Een leuk woord, dat higgledy-piggledy. We zullen het alleen niet al te vaak in vertalingen gebruiken vermoed ik zo.
Ik kende het woord al, maar het viel me toch op. Waarom? Omdat het zo’n mooi voorbeeld is van reduplicatie.
Wat is reduplicatie?
Bij reduplicatie (‘verdubbeling’) herhaal je een woord of een deel van een woord, soms met een kleine aanpassing, waardoor een nieuwe betekenis ontstaat. Het zijn woorden waar een lekker ritme in zit en soms rijmen ze ook nog.
- Voorbeelden in het Nederlands zijn wissewasje, mikmak, taaitaai, flierefluiter, samsam, hiphop.
- Voorbeelden in het Engels zijn easy-peasy, honky-tonky, super-duper, hurly-burly.
Meisjemeisje
Een paar jaar geleden doken ineens nieuwe voorbeelden op met woorden als meisjemeisje en leuk-leuk.
- Maud is echt een meisjemeisje.
- José, zeg eens eerlijk… Vind je Herman leuk? Of vind je hem leuk-leuk?
In het begin werd er een beetje lacherig over gedaan, maar inmiddels is het wel geaccepteerd. Een meisjemeisje is namelijk geen gewoon meisje. Zij is een meisje+. Maud is duidelijk meisjesachtiger dan sommige andere meisjes in haar klas. Ze speelt bijvoorbeeld niet met auto’s en klimt niet in bomen, maar kleedt zich als Elsa uit Frozen en lakt haar teennagels.
En op de vraag of José Herman leuk-leuk vindt, begint ze plotseling te blozen.
Vaak-vaak
Inmiddels hoor je het overal. Als je op een terras zit, op het schoolplein staat te wachten op je kinderen of onderweg bent in de trein. Let maar eens op. Je hoort het niet gewoon vaak, je hoort het vaak-vaak.
- Ik ben dit weekend thuis-thuis (niet op mijn kamer in Groningen maar bij mijn ouders).
- Die is echt blond-blond (witter dan blond of dommer dan dom).
- Ik ga nú weg hoor. Bedoel je nu-nu? (acuut of over vijf minuten?)
- Jan werkt niet meer in het weekend; hij heeft tegenwoordig een baan-baan (een ‘echte’ baan in tegenstelling tot een bijbaantje).